Indian (1901-1953)George Hendee en Oscar Hedstrom richtten samen de firma Hendee Manufacturing Company
and Indian motorcycles op. Hedstrom richtte zich op het diamond frame met het
single motorblok in lijn met framebuis van het zadel. Indian hield 7 jaar lang
vast aan dit fietsframe. In
1903 produceerden zij in Springfield 377 motorfietsen. In 1904 was dat bijna 600
en het jaar daarop bijna het dubbele. Het
laatste diamond frame werd in 1909 gebouwd, waarna het nieuwe loop frame werd geïntroduceerd. Op het racecircuit werden nu al snelheden van129 km/h (80
mph) gehaald op de boardtrack. De race tussen zeker 6 motorfabrikanten was
begonnen. Wie zou als eerste de 100 mph grens passeren? In 1910 introduceerde Indian de bekende bladveer voorvork en een 2-versnellings uitvoering. In dat jaar was de jaarproductie ruim 6.000 motorfietsen. Indian had zich in korte tijd opgewerkt tot een van de belangrijkste spelers, ook internationaal. Op de boardtrack zette Jake DeRosier nieuwe records en de competitie kwam op een hoger niveau toen Merkel, Excelsior, Reading-Standard, NSU en Thor mee gingen doen. DeRosier ging later voor Excelsior rijden. In 1911 produceerde Indian bijna 20.000 machines en de winsten bereikten record hoogten. In 1912 in New Jersey, luidde de dood van Indian rijder Eddie Hasha, Johnnie Albright en 6 toeschouwers het einde in van de boardtrack races op de steile motordromes. In
1913 kwam de productie op 32.000 motorfietsen. Dit is het grootste aantal dat zij ooit zouden behalen. In
1916 was de productie hoofdzakelijk gericht op de militaire uitvoeringen,
waarvan er door de overheid 20.000 waren besteld. Ook Harley-Davidson deed mee
met de militaire productie met het model J. Beide fabrikanten konden deze orders
goed gebruiken. Indian verwaarloosde hierdoor de burger klanten,
waardoor dit beleid een grote financiële misstap zou blijken te zijn. In
1920 kwam de 600cc Scout uit. Deze zijklepper had een vermogen van 10 HP,
een 3-versnellings bak en haalde 97 km/h. De Scout was handelbaarder dan de
Powerplus.
In 1925 probeerde Indian nog een lichtgewicht motorfiets, de single Prince, een 350cc zijklepper. In 1926 was deze ook beschikbaar als kopklepper. Dit model sloeg niet aan en de productie werd in 1928 gestopt. In
1926 werd de inventaris en de productielijn van de noodlijdende ACE Motorcycle
Company gekocht. Indian ging verder met de productie van deze 4-cylinder. De
Indian/Ace 4-cylinder was identiek aan het model dat onder William Henderson
uitkwam. Langzamerhand werden diverse Indian onderdelen gebruikt. In
1929 had de 4-cylinder een compleet Indian frame en belangrijke wijzigingen van
het motorblok waren doorgevoerd. De machine had een vermogen van 30 HP. In 1930 eiste de crisisjaren hun tol op de Indian
Motorcycle Company. Na diverse wijzigingen in de leiding en onder druk van
investeerders, werd de fabriek verkocht aan de rijke industrieel E.Paul DuPont.
Er moest flink gesneden worden in de productie. In 1931 werd de laatste 101
gemaakt. In 1932 kwam het model 203 uit, met een Scout motorblok in een Chief
frame. Deze motorfiets deed het goed bij
politiecorpsen in de grote steden. De Indian productie in Springfield werd door de moeilijke tijd geleidelijk minder. In 1933 werden minder dan 1.700 motorfietsen gebouwd. Maar toch wist men overeind te blijven. In deze tijd kwam de Sport Scout. Een mix van de Prince, 101 Scout en de Junior Scout. Het resultaat was een handelbare en snelle motorfiets. In 1935 veerde de economie weer wat op en Indian dacht dat de tijd rijp was voor een nieuw design voor de 4-cylinder. De koeling werd verbeterd door de uitlaatkleppen naar boven te plaatsen en de inlaat aan de zijkant. Deze werd bekend als de 'upsite-down four'. Dit model werd maar 2 jaar gemaakt. In 1936 werd de verdeler voor de ontsteking ingevoerd. Deze werd aangedreven door de nokkenas van de achterste cylinder. Ook de smering werd verbeterd. Behalve de miskleun met de 4-cylinder had Indian een kleurrijke selectie van goed doordachte motorfietsen. Maar om de pret te bederven, kwam Harley-Davidson in datzelfde jaar met de 1000cc Knucklehead. In de US was de competitie om de sterkste motorfiets begonnen. De productie van de omgekeerde 4-cylinder werd in
1937 beëindigd. Deze motor was sneller, maar het bleef toch een lelijk ontwerp.
In 1938 werd het oude ontwerp weer ingevoerd met 1265cc en Schebler carburateur.
Om de koeling te verbeteren waren 2 cylinders tesamen als paar gegoten aan één
stuk. Hoewel de productie van 1937 tot 1938 met 40% daalde, stond Indian toch in de belangstelling met de nationale held Ed Kretz. Hij zou 5 jaar lang domineren op het race circuit. Deze rijder uit Californië zou zelfs nog meer gepresteerd hebben, als hij met de meer betrouwbare Harley-Davoidson had gereden, beweerde men. Toen Indian in 1953 ten onder ging, was Ed Kretz nog steeds aan het racen. Hij stapte toen over op de Triumph twins. In 1940 kwamen de Indians uit met de bekende dichte spatborden. De in de mode zijnde gestroomlijnde styling werd nu zelfs doorgevoerd in het bedekken van de wielen, wat toen bij sommigen nogal werd verketterd. Anderen vonden het 'art on wheels'. Maar de aandacht werd snel verlegd naar de volgende wereldoorlog en de motorfiets styling werd 5 jaar in de ijskast gezet. De 4-cylinder zou de oorlog niet overleven, maar de Sport Scout kwam sterker terug dan ooit. Wel werd het elegante rokje over de wielen vervangen door legergroene spatborden en andere militaire onderdelen. Maar het racen ging nog wel door en er werden in 1941 verschillende race Scouts gebouwd.
Het eerste militaire contract voor Indian was de
levering van de
Chiefs voor het Franse leger. Deze order was zeer welkom voor het bedrijf in
Springfield. De laatste burger Chiefs werden in 1941 gebouwd (modeljaar
1942).
Hoewel de 841 nooit als militaire machine werd
ingezet, werd de ontwikkeling na de oorlog voortgezet. De Henderson/Ace 4-cylinders waren verdwenen, maar Indian werkte gedurende de oorlog aan de ontwikkeling van een nieuw type. De X44 was een kopklepper in een 841 frame, voorzien van een telescoop voorvork. Deze cardan aangedreven Torque four, werd alleen als prototype gebouwd. In 1945 werd de Indian fabriek door DuPont verkocht
aan Ralph Rogers en deze kocht ook de Torque Engeneering Company. Deze
verandering leidde ertoe dat de Chief het enige model was dat in 1946 en 1947
werd gebouwd. De start van de lichtgewicht Torque twin verliep
niet zoals geplanned. De motor was niet goed ontwikkeld en getest. Deze Arrow en
Scout motoren in Europese stijl waren gedoemd te mislukken. Rogers koos voor de
import van Engelse motorfietsen en kreeg financiele steun van John Brockhouse
van Engeland. In 1950 werd Rogers geloosd en het bedrijf werd opgesplitst in een
productie en marketing afdeling (Brockhouse). De laatste stuiptrekking van de Torque twin was de
Warrior, die in 1951 uitkwam. De meeste mechanische problemen waren eindelijk
opgelost, maar dat was niet genoeg om ook het volgende jaar uit te komen. Het einde van de Chief en van Indian kwam in 1953. De Indian showrooms werden spoedig alleen maar gevuld met AJS, Royal Enfield, Norton en Matchless. Sommigen voegden Triumph, BSA of Velocette toe. Zelfs gingen dealers over naar Harley-Davidson. In 1959 ging een enkeling een Japanse nieuwkomer verkopen, genaamd Honda.
Door de jaren heen werd het Indian motorblok niet alleen in motorfietsen gebruikt, maar zelfs in een kettingzaag, buitenboordmotor en sneeuwscooter . . . . . . . . . .
|